Wat is montessorionderwijs?

Maria Montessori was een Italiaanse arts en hoogleraar in de antropologie die zich haar leven lang heeft ingezet voor wat zij 'de rechten van het kind' noemde. Aanknopend bij de natuurlijke leergierigheid van kinderen, ontwikkelde zij een vorm van onderwijs die gericht is op spontane en volledige ontplooiing. Wij werken volgens de opvattingen die zij heeft vormgegeven: de Montessorimethode. De methode heeft in de afgelopen 50 jaar veel modernisering ondergaan, maar de essentie is voluit overeind gebleven: het kind staat centraal. In de nu volgende stukjes zijn de kernpunten van haar visie uitgewerkt.
 


De ontwikkeling van het kind
Volgens Maria Montessori verloopt de ontwikkeling van de mens volgens een bepaald grondplan: een aantal opvolgende fasen die ieder mens doorloopt. Deze ontwikkelingsfasen staan niet op zichzelf; elke fase legt de basis voor de volgende.

0 tot 3 jaar:
In deze periode ontwikkelt het kind zich via zijn 'absorberende geest'. Hiermee wordt de heel speciale wijze bedoeld waarop het jonge kind informatie opneemt uit zijn omgeving. Indrukken die het kind onbewust opdoet, dringen door in zijn 'innerlijke leven' en het kind verandert hierdoor; het bouwt aan zijn persoonlijkheid. De omgeving moet zodanig zijn dat het kind ervan kan profiteren. Het kind selecteert uit zijn omgeving dat wat het nodig heeft om bepaalde functies (praten, lopen, waarnemen enzovoorts) te ontwikkelen.
Het selectief gericht zijn op bepaalde aspecten uit de omgeving weerspiegelt een zogenoemde 'gevoelige periode' van het kind - waarin het spontaan een bepaalde functie kan en wil ontwikkelen. De taak van opvoeders is het kind veel indrukken en ervaringen aan te bieden en de vrijheid om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen.

3 tot 6 jaar:
Dit is de periode waarin kinderen bewust indrukken opdoen. Het is de 'gevoelige periode' voor het opdoen van zintuiglijke ervaringen, voor waarnemingen in de omgeving, voor het leren van woorden en voor omgang met situaties uit het dagelijks leven. Kenmerkend is dat het kind zelf wil handelen en dat het aandacht heeft voor het nauwkeurige verloop van deze handelingen. Het herhaalt met plezier vele malen de aangeleerde handelingen vanuit een innerlijke behoefte deze te oefenen. Van groot belang is een goed voorbereide omgeving waarin het kind aan zijn behoefte tot ontwikkeling kan en mag voldoen.

6 tot 12 jaar:
In deze periode zijn de behoeften van de kinderen veranderd. Zij willen zich nu aansluiten bij anderen en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels is groot. Ze zijn in de 'gevoelige periode' voor het opnemen van kennis en het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Montessori vindt het belangrijk dat kennis en maatschappelijke / sociale ervaringen tegelijkertijd worden verworven.

Waar heeft het kind behoefte aan?
Maria Montessori was er van overtuigd dat de eerste levensjaren van een kind van het grootste belang zijn. Vanaf het moment van de geboorte heeft het kind in zijn ontwikkeling nog een lange weg te gaan.
De ontwikkelingen in de eerste levensjaren vinden plaats in wisselwerking met de omgeving waarin het kind opgroeit. Ouders, broertjes en zusjes, andere familieleden, maar ook het land en de cultuur maken deel uit van deze omgeving. Allerlei indrukken prikkelen het kind zich te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze prikkels een positief karakter hebben en tegemoetkomen aan de basisbehoeften. Veiligheid en liefde, maar ook interessante bezigheden waarmee hij of zij de wereld kan ontdekken. Montessori benoemde dit gegeven in haar methode als de voorbereide omgeving. Op onze school creëren wij een kindvriendelijke, veilige en geordende omgeving, waarin kinderen worden uitgedaagd om veel te leren en vooral samen veel te leren.
 
Leren en ontwikkelen
Kinderen willen zich graag ontwikkelen en daarin zelf een actieve rol spelen. Vandaar dat we kinderen de ruimte geven om zelf actief te zijn en eigen initiatief te ontplooien.
Activiteit is kenmerkend voor het leven en dus ook voor het kind; het kind is nieuwsgierig en wil de omgeving leren kennen. De behoefte om te leren komt van binnenuit, maar het is de omgeving die prikkels levert.
 
Leeromgeving
Op school scheppen we een omgeving waarin de kinderen materialen en activiteiten vinden die passen bij hun ontwikkelingsfase en belangstelling. Hierdoor is de kans groot dat kinderen hun aangeboren nieuwsgierigheid behouden. Verschillen in ontwikkelingsgang tussen kinderen onderling, vragen om een organisatie die de continuïteit van de ontwikkeling mogelijk maakt. In een montessorigroep zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar. Zij kunnen van elkaar leren en elkaar helpen. Het verwerven van kennis gaat op deze wijze hand in hand met andere aspecten van persoonlijke ontplooiing zoals sociale ontwikkeling, taakgerichtheid en werkhouding, concentratie, creativiteit en het welbevinden van de leerling.
 
Zelfstandigheid
Maria Montessori ontdekte door langdurige observaties, dat aan alle energie van het zich ontwikkelende kind, een onbewuste doelgerichtheid ten grondslag ligt: het kind wil leren, het wil graag groot worden en het ligt in de aard van het kind om de aangeboden mogelijkheden te verkennen en al doende nieuwe vaardigheden te verwerven. Het motto 'Help mij het zelf te doen' bevat de kern van het montessorionderwijs en de montessoriopvoeding. De samenleving is ingewikkeld en voor kinderen niet onmiddellijk toegankelijk. De school helpt hen hier zicht op te krijgen. Het onderwijs leert hen kiezen en biedt de kennis en de vaardigheden aan, waarmee het kind zelfstandig de omgeving kan verkennen en ervaren. Het kind wil los komen van afhankelijkheid en steeds zelfstandiger worden. Dit proces van opgroeien tot een zelfstandig, onafhankelijk mens kan het kind alleen zelf volbrengen: niemand anders kan dat voor hem of haar doen. Daarom is het volgens montessori belangrijk dat het kind de vrijheid krijgt: om zijn omgeving te ontdekken en de dingen zélf te doen die het zélf ook kan. Het kind heeft daarbij de hulp van de volwassenen in zijn omgeving nodig.
 
Groepsgrootte en samenstelling
Wij streven naar een evenwichtige opbouw van de groepen. De opbouw wordt beïnvloed door leeftijd, verhouding jongens en meisjes, sociale aspecten, de didactische samenstelling en de organisatorische mogelijkheden. We streven naar een zo laag mogelijke groepsgrootte binnen de mogelijkheden.
Het streven is om een, maximaal twee vaste leerkracht(en) per groep aan te stellen. Vooral jongere leerlingen raken bij herhaaldelijke afwisseling van leerkrachten snel afgeleid. ADV-dagen worden om die reden zoveel mogelijk door leerkrachten die al aan de school verbonden zijn ingevuld.
 
Werkkeuze
Een kind heeft een zekere vrijheid om zelf zijn werk te kiezen en / of in te delen. De leerkracht let hierbij wel op, dat die keuze in de juiste verhouding staat tot de mogelijkheden (ontwikkelingsfase, talenten en beperkingen) van het kind. Hierbij horen ook afspraken, die het samen leren en leven in een groep mogelijk maken.
Een rustige werksfeer, waarin ieder kind de mogelijkheid krijgt om prettig te kunnen werken, is bijvoorbeeld zo'n afspraak. Het is kortom een vrijheid in gebondenheid. Dus niet vrijblijvend en op meerdere momenten zeker verplichtend.
 
De voorbereide omgeving
Kinderen ontwikkelen zich in voortdurende wisselwerking met de omgeving. De omgeving activeert de zelfwerkzaamheid. Daartoe moet ze afgestemd zijn op de specifieke behoefte van kinderen in de betreffende ontwikkelingsfases. De omgeving is geordend. Alles heeft zijn vaste plaats (het materiaal in de open kasten en specifiek ingerichte hoeken met bijvoorbeeld een aandachtstafel). Een belangrijk onderdeel van de leeromgeving zijn de leermiddelen.
 
Montessorimateriaal
In het montessorionderwijs neemt het materiaal waarmee de kinderen leren en zich ontwikkelen, een belangrijke plaats in. Het materiaal werd door Maria Montessori 'ontwikkelingsmateriaal' genoemd. Kinderen werken met behulp van het materiaal aan hun eigen ontwikkeling. Met concreet en symbolisch materiaal krijgt het kind inzicht in moeilijke en abstracte begrippen. Het materiaal nodigt uit om zoveel mogelijk zintuigen te gebruiken teneinde de stof te verwerken en concreet te ervaren. Het nodigt ook uit tot spontane herhaling van de handeling(en). Hierdoor en door de manier waarop kinderen ermee kunnen werken, gaan ze echt in hun bezigheid op. De kinderen beleven iets, bijvoorbeeld dat een handeling gevolgd wordt door inzicht en kennis. Dit heeft een grote vormende waarde. Het materiaal is meestal zelfcorrigerend, waardoor de leerlingen zonder inmenging van de leerkracht hun 'fouten' zelf kunnen ontdekken. Het materiaal ziet er aantrekkelijk uit. Het vormt voortdurend een uitnodiging en dat is precies waar het om gaat.

Montessorimateriaal dient overigens aan strikte eisen te voldoen om montessorimateriaal te mogen heten. De eisen zijn onder meer dat het materiaal er aantrekkelijk uit ziet, dat het een zelfcontrolerend karakter heeft en dat het de mogelijkheid biedt het kind steeds meer samengestelde handelingen te laten verrichten. De leerstof waar het materiaal de aandacht op vestigt moet duidelijk naar voren komen; dit wordt ook wel 'de isolatie van de eigenschap' genoemd.

Aan het einde van de middenbouw en het begin van de bovenbouw maakt het materiaal geleidelijk plaats voor een abstracte verwerking van de leerstof. Het materiaal maakt een vloeiende overgang mogelijk van concreet, via symbolisch naar een abstract denkniveau.

Voor welk kind is dit onderwijs geschikt?
Wij vinden dat ieder kind geschikt is. Naast het klassikaal en groepsgericht onderwijs begeleiden we de kinderen namelijk in grote mate individueel. Hierdoor biedt ons onderwijs voor elk kind goede ontplooiingsmogelijkheden. Een rustig, stil, teruggetrokken kind krijgt een andere benadering dan een meer dynamisch kind. Leerlingen die zich moeilijk kunnen concentreren worden begeleid in het verbeteren van de werkhouding. Dit sluit aan bij de moderne opvattingen van adaptief onderwijs. Het montessorionderwijs zoekt voor ieder kind afzonderlijk de beste manier om tot ontplooiing te komen. We halen uit het kind 'wat erin zit'. Om een leerling op de juiste manier te benaderen vinden we een open relatie met ouders zeer belangrijk. Ouders kennen hun kind immers het beste .... .
 
Zelf handelen
De montessorimethode gaat ervan uit, dat een kind zelf actief is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid. Een montessorischool wil een omgeving zijn die het kind voortdurend prikkelt tot zelf handelen. Hierbij valt een deskundige leerkracht niet weg te denken. Deze dient onder meer geschoold te zijn in het observeren van ieder kind afzonderlijk en in het aanbieden van de specifieke montessorileermiddelen. De leerkrachten op onze school hebben dan ook de extra montessoriopleiding gevolgd of zijn daar mee bezig.